Behandeling

Het onderzoeks- en behandelteam van de Stichting Dysphatische Ontwikkeling (SDO) sluit voor behandelingen de praktijk per 31 maart 2021.

Het behandelteam geeft nog wel na- en bijscholing; zie kennisoverdracht. Wat behandelen inhoudt staat in het boek Dysfatische ontwikkeling (Tan, 2013), zie Publicaties.

Het reilen en zeilen van het behandelteam sinds de oprichting
Het behandelteam van de stichting is actief sinds de oprichting in 1982. Het heeft bijna 40 jaar met veel energie en enthousiasme gewerkt aan de diagnostiek en behandeling van duizenden kinderen met spraaktaal-ontwikkelingsstoornissen en bijkomende moeilijkheden. Daarnaast is er bijgedragen aan theorievorming en behandeltechniek met cursussen, studiedagen, artikelen in tijdschriften en drie boeken.

Het team bestond decennia uit drie logopedisten, een ergotherapeut, een psycholoog, een kinderpsychiater en een kinderneuroloog, die op een gedeelde locatie een zelfstandige praktijk voerden in een samenwerkings-verband. Dat was een vrij unieke en intensieve samen-werking in de eerste lijn die inhoudelijk veel opleverde en recht deed aan wat deze groep kinderen nodig heeft.
Sinds het overlijden van de stichter, de kinderpsychiater Xavier S.T. Tan, in 2002, werd echter met moeite een kinderpsychiater op indicatie van buiten de stichting geconsulteerd. Dat laatste was ook het geval voor de kinderneuroloog, nadat dr. C. Njiokiktjien in 2012 met pensioen ging. Kinderpsychiaters en kinderneurologen met belangstelling voor taal en taalproblemen zijn schaars in Nederland.

Deze manier van werken in de eerste lijn stond altijd al op gespannen voet met de verzekeringstarieven, vooral voor de bij de behandeling belangrijkste discipline logopedie. Anders dan voor minder complexe stoornissen vragen spraaktaalstoornissen zoals een dysfatische ontwikkeling (taalontwikkelingsstoornis – TOS) om een arbeidsintensieve diagnostiek en behandeling waarvoor de hoogte en de tariefstructuur voor logopedie ontoereikend was en is.

De zorgstructuur voor ontwikkelingsstoornissen in Nederland
De zorg voor kinderen met ontwikkelingsstoornissen is verzuild terwijl al decennia lang duidelijk is dat ver-schillende ontwikkelingsstoornissen vaak samen voorkomen. Kinderen met ASS en AD(H)D worden behandeld binnen de GGZ, kinderen met DCD in de revalidatiecentra, kinderen met een verstandelijke beperking in de daarvoor ingerichte zorginstellingen. Kinderen met lichte varianten van deze stoornissen worden in de eerste lijn behandeld. Voor kinderen met spraaktaalstoornissen functioneren de audiologische centra (AC) als instellingen voor diagnostiek en indi-cering voor speciaal onderwijs. Deze centra hebben echter, met uitzondering van de vaak aan hen gelieerde vroegbehandelingsgroepen en een klein aantal ambu-latoria, geen behandelfaciliteiten. Dat houdt in dat de eerstelijns vrijgevestigde logopedisten ook verant-woordelijk zijn voor de behandeling van de kinderen met ernstiger en complexe spraaktaalstoornissen zonder dat zij daarvoor voldoende financiële mogelijk-heden hebben.

Wat is de belangrijkste reden dat het behandelteam zijn werkzaamheden moet staken?
De laatste 10 jaar werd het steeds moeilijker om nieuwe logopedisten en ergotherapeuten als teamleden te vinden. De oorzaak daarvan is dat deze behandelaars, zoals boven beschreven, in een vrijgevestigde praktijk te weinig kunnen verdienen, zeker wanneer het grootste gedeelte van de behandelde kinderen een complexe spraaktaalstoornis heeft. Bovendien is het vinden van redelijk betaalbare woonruimte in Amsterdam vrijwel onmogelijk voor deze inkomensgroep. Onze huidige en laatste logopediste, niet woonachtig in Amsterdam, moet wegens gezinsuitbreiding met alle gevolgen van dien en de reisafstand met hoge kosten, stoppen.

Toekomst vrijgevestigde logopedisten en de behan-deling van kinderen met spraaktaalstoornissen
De beroepsgroep logopedie heeft vele jaren geprobeerd om verandering te bewerkstelligen m.b.t. de tarief-hoogte en structuur maar moet nu vaststellen dat in Amsterdam, maar ook meer en meer in de rest van het land, de vrijgevestigde logopedist geen toekomst meer lijkt te hebben.

Een bijlage hierna* geeft een samenvatting van deze inspanningen van de laatste jaren. De voorlopige conclusie is dat door het voor de patiënt schadelijke en verwijtbare kortingsbeleid van de zorgverzekeraars en achterblijvende maatregelen van de NZa (Nederlandse Zorgautoriteit, o.a. toezichthouder op de naleving van de zorgplicht door de verzekeraars) de toestand nu alleen maar verder verslechterd is. Het netto-effect m.b.t. de tarieven is nog altijd nul, de wachtlijsten zijn verder opgelopen, meer en meer praktijken gaan geheel of gedeeltelijk sluiten. Voorts is men er in sommige gevallen toe overgegaan kinderen boven de 4 jaar niet meer in behandeling te nemen of zonder contracten te werken, waardoor alleen de kinderen van de meer draagkrachtigen nog behandeling kunnen krijgen. Ook wordt niet zelden de behandeling te vroeg gestopt omdat anders het behandelgemiddelde te hoog komt te liggen en de verzekeraars de tarieven verder zullen verlagen.

Hoe langer verbetering uit blijft, hoe groter het gevolg zal zijn op de lange duur. Infrastructuur en expertise in de eerste lijn verdwijnen snel en de heropbouw daarvan zal veel tijd kosten. Onderwijl krijgen veel kinderen geen behandeling waardoor, buiten beperkingen en psychisch lijden, het effect zich later zal wreken in hogere kosten voor gezondheidszorg en onderwijs.

Op het gebied van de spraaktaalstoornissen kan men zich afvragen of de audiologische centra niet ook een verant-woordelijkheid hebben voor de facilitering van de eerste lijn vanuit de gedachte van integrale zorg. Zij bieden zelf (gefinancierd binnen de zorg voor ‘zintuigelijk gehandicapten’) zoals boven beschreven alleen een gedeelte van wat deze zorg voor kinderen met spraaktaalontwikkelingsstoornissen behelst. Hoewel vroegbehandeling zoals geboden door de peuter-communicatiegroepen van groot belang is, is naast onderwijsondersteuning, spraaktaaltherapie ook vanaf het 4e jaar, zeker zolang de ontwikkeling van de spraaktaalnetwerken in het brein nog in volle gang is, een essentieel onderdeel van de zorg.

Besluit
Voor ons is het nu te laat, het moeten sluiten van de behandelpraktijk is betreurenswaardig en doet ons, behandelaars en bestuursleden van de stichting, veel pijn.
De Stichting zal blijven bestaan en uitvoering blijven geven aan haar andere doelstellingen, zoals het organiseren van nascholing en stimuleren van publicaties (zie kennisoverdracht www.dysphasia.org).

Namens team en bestuur,
Charles Njiokiktjien, bestuursvoorzitter SDO en Ank Verschoor, teamcoördinator.

*Bijlage: Overzicht van de inspanningen van de beroepsgroep van de laatste jaren om de situatie onder de aandacht te brengen en de tarifering te verbeteren.

Amsterdam
Liesbeth Fabius, logopediste, maakt deel uit van een overleggroep van Amsterdamse logopedisten; zij heeft namens deze groep over de situatie in Amsterdam een brandbrief geschreven, die als artikel in het Parool van zondag 20.12.2019 is gepubliceerd.
Uit het artikel: “Eerstelijns logopedisten (zelfstandige logopediepraktijken) spelen een cruciale rol bij de behandeling van jonge kinderen met problemen op het gebied van eten en drinken, spraak, taal en communica-tie. Bovendien zijn logopedisten vaak betrokken bij het vroegtijdig signaleren en behandelen van bredere ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme. In de praktijk blijkt het steeds moeilijker om nieuwe collega’s te vinden. Vorig jaar kreeg ruim de helft van alle Nederlandse logopediepraktijken haar vacatures niet of nauwelijks vervuld. In Amsterdam is het animo nog kleiner. Logisch, want met een gemiddeld uurloon van 15 euro verdient een startende eerstelijns logopedist simpelweg te weinig om de hoge huren in de hoofdstad op te hoesten, laat staan een studieschuld af te lossen. Zonder familie met woonruimte of een goed verdienende partner is Amsterdam voor startende logopedisten in feite een no-go area.
… De afgelopen jaren hebben tweedelijns instellingen, met name scholen in het speciaal onderwijs, hun logo-pedische zorg stelselmatig wegbezuinigd, waardoor eerstelijns praktijken steeds meer taken erbij hebben gekregen. Ook de werkdruk onder eerstelijns logo-pedisten is enorm toegenomen.
Logopedisten zijn een steeds groter deel van hun tijd kwijt aan administratie, dossiervorming, gegevens-uitwisseling en verantwoording van hun werkwijze (kwaliteitsrichtlijnen). Stuk voor stuk handelingen waarvoor praktijken geen vergoeding krijgen, maar die wel een groot deel van de werktijd opslokken.
De gevolgen van deze ontwikkelingen zijn overal in Amsterdam te zien. Praktijken die op omvallen staan, vestigingen die moeten sluiten omdat ze niet meer rendabel zijn en medewerkers die met een burn-out thuis zitten. Maar de grootste verliezers zijn natuurlijk onze cliënten: jonge, kwetsbare kinderen die steeds vaker op een wachtlijst terechtkomen. Dat is een regelrecht drama.
Zeker voor ouders van kinderen waarvan de ontwikkeling stil staat, omdat hun kind niet praat, weinig taal begrijpt of nauwelijks contact maakt. Hoe leg je deze ouders uit dat hun kind vier maanden of langer op een behandeling moet wachten ? En hoe maak je een bezorgde verwijzer duidelijk dat ‘nee’ geen kwestie is van onwil, maar van capaciteit: er zijn in Amsterdam ‘gewoon’ niet genoeg eerstelijns logopedisten om aan alle hulpvragen te voldoen.
…De afgelopen jaren zijn de vergoedingen voor een logopedische behandeling – voor logopediepraktijken de enige inkomstenbron – totaal niet met de markt meegestegen. De bedragen liggen zelfs nog steeds 25 procent onder het niveau dat de Nederlands zorgauto-riteit (NZa) in 2011 als acceptabel bestempelde. Mede daardoor heeft werken in een eerstelijns praktijk voor veel startende logopedisten het karakter gekregen van een slecht betaalde hobby.
…Daarom roepen we de gemeente Amsterdam, de politiek en zorgverzekeraars op om actief met ons mee te denken over een constructieve oplossing. We willen ontzettend graag doorgaan met ons prachtige vak, maar wel onder werkbare omstandigheden en tegen een eerlijke prijs. Anders is er over tien jaar in Amsterdam geen eerstelijns logopedie meer”.

Het overleg met de wethouder is drie maanden na het artikel in april 2020 wegens de coronacrisis afgezegd. Inmiddels is er een nieuw eerstelijnsnetwerk paramedici georganiseerd dat start in januari 2021, waarvan een werkgroep dit onderwerp onder zijn hoede zal nemen. De wethouders ‘zorg’ van de vier grote steden zouden bezig zijn om met de zorgverzekeraars te bezien of er een ‘grotestedentarief’ mogelijk is. Een verzoek om logopedisten in aanmerking te laten komen voor de voorrangsregeling m.b.t. woningen is afgewezen.

Landelijk
Met betrekking tot de landelijke situatie is er in maart 2018 al een brandbrief van de Ned. Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) naar de Tweede kamer gestuurd en volgden er kamervragen (https://www.openkamer.org/kamervraag/2018Z05575/). Samenvattend beperken de soms uitvoerige antwoorden van de minister aan de kamerleden zich feitelijk tot algemeenheden, namelijk over de zorgplicht van de zorgverzekeraars als de plicht om de zorgkosten binnen de perken te houden, en ook over de rol van de NZa als controleur van de uitvoering daarvan, en om een en ander te onderzoeken.
In juni 2019 zijn er Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg 2019-2022 ondertekend (Kamerstuk 33 578, nr. 67) wat o.a. heeft geleid tot een kostenonderzoek uitgevoerd door Gupta (https://www.logopedie.nl/nvlf/wp-content/uploads/sites/2/2020/06/Samenvatting-kostenonderzoek-2020-logopedie-2.pdf). Uit dat onderzoek valt recht-streeks af te leiden dat de nu door de zorgverzekeraars betaalde tarieven zowel als het aantal declarabele uren veel te laag zijn voor de benodigde behandeling en om een praktijk mee te kunnen voeren.
In maart 2020 werd de kamer door de minister geïnformeerd over de afronding van het onderzoek (www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vl77e4odqazx). Met betrekking tot het vervolg sprak men uit dat de zorgverzekeraars de uitkomsten van het kostprijsonderzoek ter harte zouden nemen. De beroepsgroepen op hun beurt zullen zich maximaal inspannen voor een doelmatige en efficiënte zorgverlening om zodoende de zorg betaalbaar te houden (www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vl77e4odqazx).
De deels al uitgevoerde werkagenda van de NVLF betreft verschillende facetten van de mogelijkheden om de doelmatigheid en efficiëntie te vergroten. Vanuit de zorgverzekeraars gaan echter zelfs de contracten die zijn aangeboden voor 2021 “nog volstrekt voorbij aan de uitkomsten van het gezamenlijk uitgevoerde kosten-onderzoek” (NVLF.nl, brief aan NZa 22-12-2020).
Vanuit de NZa gaat er vooralsnog alleen een onderzoek worden uitgevoerd naar de transparantie van de opbouw van de tarieven die door de zorgverzekeraars worden gehanteerd.
De verslechterende stand van de eerstelijns logopedie wordt door de NVLF bijgehouden en gepubliceerd op https://www.nvlf.nl/wp-content/uploads/sites/2/2020/12/NVLF-infographic-results-2020-DEF.pdf.